Column
Calvarietocht naar Arizona legt opnieuw Belgische constructiefout bloot
De jarenlange hardnekkige weigering om de systeemfout van het federale België onder ogen te zien, heeft ons opnieuw in een eindeloos federaal formatieverhaal gebracht
De afgelopen week werden de kranten opnieuw volgepend met analyses over het mislukken van de opdracht van De Wever, die al voor de tweede keer zijn ontslag indiende als formateur. Voor sommigen ligt het aan gebrek aan leiderschap of “staatsmanschap” van deze generatie politici. Voor anderen aan de persoonlijke vete tussen Rousseau en Bouchez of de koudwatervrees van Rousseau. De ene vindt dat de supernota te veel naar rechts helt, de ander vindt dat hij net niet ver genoeg gaat. Wie zal het zeggen?
De meest evidente verklaring voor de mislukking ligt echter in wat Rousseau op een onbewaakt moment er zelf uit floepte in de TV-studio´s: “Als alleen De Wever en ik aan tafel hadden gezeten, hadden we al lang een regering.” Na 9 juni werden inderdaad vrij vlot eerst een coherente Waalse en daarna een coherente Vlaamse regering gevormd. Enkel federaal loopt het keer op keer vast de laatste 20 jaar.
Velen zagen de uitslag van 9 juni als een duidelijke falsificatie van de stelling van De Wever dat Vlaanderen nu eenmaal centrumrechts stemt en Wallonië links. Dat bleek na 9 juni inderdaad niet meer te kloppen. In een eerdere column uit 2021 poneerde ik ook eerder al dat de zogenaamde Vlaamse grondstroom helemaal niet altijd rechts-conservatief hoeft te zijn en dat het Vlaamse grondwater bovendien door en door sociaal is. Zelfs De Wever lijkt met zijn N-VA vaak makkelijk naar links op te schuiven als hij voelt dat dit nodig is om de macht te behouden.
In een normale democratie krijg je altijd een gezonde afwisseling tussen links en rechts, progressief en conservatief. Dit zorgt ervoor dat tijdig beleidscorrecties worden doorgevoerd. Het behoedt democratieën er ook voor om al te lang een bepaalde richting uit te gaan en zo finaal op langere termijn weg te zwalpen van een evenwichtig centrumpad. Dat soort excessen zie je wel in landen als China als Rusland wanneer 1 autocraat ongehinderd 20 jaar aan de macht kan blijven.
Het grote probleem in België is echter dat die alternantie, wegens het ontbreken van nationaal debat en nationale partijen, niet synchroon in beide gemeenschappen gebeurt. De zwenkingen of correcties naar links of rechts gebeuren in elke gemeenschap op een eigen ritme. Zo zagen we op 9 juni dat Wallonië “plots” centrumrechts stemde en in Vlaanderen “plots” een sociale correctie mogelijk werd gemaakt door de kiezer. In het midden heb je dan een centrumpartij die heel behendig de eigen koers kan aanpassen. Daar waar cdH jaren geleden nog duidelijk een centrumlinkse partij was, zelfs scotché aan de PS, is Les Engagés nu een eerder centrumrechtse partij, scotché aan de MR. In Vlaanderen is de nieuwe centrumpartij zowaar de N-VA geworden, ter vervanging van de CVP van weleer.
Door de niet-synchrone alternantie, kom je federaal steeds vaker bij een aartsmoeilijke optelsom terecht, waarbij tegenstrijdige signalen van verschillende gemeenschappen met elkaar verzoend moeten worden. In die zin is het ook geen verrassing dat de weg naar Arizona zo stroef verloopt. Net als bij Vivaldi zitten maar liefst 4 verschillende politieke families aan tafel. De calvarietocht naar Arizona legt zo opnieuw de Belgische constructiefout bloot.
Finaal zijn er maar 2 grote opties om deze zelfkastijding te doorbreken. De eerste optie bestaat erin om over te schakelen naar één grote federale kieskring en één grote democratische ruimte voor heel België. Geen Spielerei met 15 of 20 zetels zoals de Pavia groep ooit voorstelde. Dit lijkt in mijn ogen echter een Herculiaans staaltje van reverse engineering. België evolueert organisch al sinds 1970, maar eigenlijk al sinds de Koningskwestie in 1950, in de andere richting van meer decentralisatie. Bovendien beseffen de Franstaligen maar al te goed dat zij in dit scenario aan macht zouden inboeten. Een federale kieskring zal in combinatie met de methode D´Hondt namelijk de grotere, Vlaamse partijen bevoordelen en de zetelverdeling federaal van 87-63 (NL-FR)* richting 95-55 brengen. (Deze verdeling gaat ervan uit dat de 16 Brusselse zetels altijd Franstalig zijn. Vandaag zijn er echter 3 Nederlandstalige verkozenen in Brussel, wat de huidige verdeling 90-60 maken. Echter, alle 3 de Nederlandstalige verkozenen stonden op Franstalig gedomineerde lijsten. Puur Nederlandstalige lijsten behalen momenteel in kieskring Brussel geen zetels.)
De tweede optie bestaat erin de huidige decentralisatie veel consequenter door te trekken naar de deelstaten om de herhaaldelijke federale patstelling quasi irrelevant te maken. België blijft dan bestaan als een bestuursniveau met weinig eigen bevoegdheden en wordt volgens draagkracht gefinancierd door de deelstaten die zelf volledige fiscale autonomie verwerven. Elke federale regering kan dan een soort consensusregering worden, waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn, zoals de huidige Zwitserse bondsraad.
De eerste optie lijkt niet geloofwaardig omdat ze radicaal ingaat tegen een lange organische evolutie, waar ook niemand écht een probleem lijkt mee te hebben. De tweede optie maakt meer kans en is ook waar de N-VA al 20 jaar over spreekt met haar confederalismeplannen. Alleen, zolang het artikel 1 van de N-VA pleit voor Vlaamse onafhankelijkheid, zal deze optie argwaan blijven opwekken bij alle potentiële partners hiervoor. De overtuiging voor verdere decentralisatie is nochtans vrij breed gedragen ter rechterzijde, maar blijft door Artikel 1 van de N-VA helaas een taboe, zowel bij de Vlaamse progressieven partijen als in Wallonië, al groeit ook daar de wrevel over de onwerkbaarheid van het huidige Belgische model.
Kortom, de jarenlange hardnekkige weigering om de systeemfout van het federale België onder ogen te zien, heeft ons opnieuw in een eindeloos federaal formatieverhaal gebracht, waarin nieuwe vetes zullen ontstaan en jeugdig politiek talent ten onder zal gaan. Het federale bestuursniveau is het grote zwarte gat van België waarin alle goede intenties worden opgeslokt. Leterme wees er al op dat het systeem zijn limieten had bereikt, De Croo ondervond het aan den lijve en De Wever dreigt hetzelfde te overkomen. Intussen neemt de polarisatie toe met in Vlaanderen een partij die gewoon meteen de boedelscheiding wenst (Vlaams Belang) en in Wallonië en Brussel een partij die met een extreem regressief pleidooi terug wil naar een unitair België (PTB).
De Vlaamse progressieve partijen van hun kant hebben al decennia gewoon geen antwoord en doen liever alsof het probleem zich niet stelt. Zowel Vooruit, Groen als Open VLD zijn op dit vlak in hetzelfde bedje ziek. Het blijkt electoraal nochtans niet echt een lonende strategie te zijn. De angst is begrijpelijk, maar angst is zelden een goede raadgever. Niemand is gebaat bij een federaal niveau dat gewoon niet meer tot democratische hervormingen in staat is. Blijkbaar is een mandaat bij volmachten voor de federale regering vandaag het hoogst haalbare. Weg democratie.
De andere opties naast Arizona hebben allemaal net zo´n grote mankementen dat het weinig waarschijnlijk lijkt dat die wel een structurele oplossing kunnen brengen.
Laat ons daarom zo snel mogelijk naar nieuwe verkiezingen gaan. Deze federale verkiezingen kunnen deze keer niet vervuild worden door discussies over onderwijs of stikstof. Laat ons deze keer volop focussen op de constructiefout van het federale België. Het unitaire België 1.0 ligt al ver in het verleden en het federale België 2.0 sleept zich naar zijn einde. De tijd is gekomen voor een België 3.0.